2021 Maen Florin – Beaufort 2021

Benjamin zit diep peinzend in elkaar gedoken. Met zijn opgetrokken knieën, fronsende wenkbrauwen en uitgestoken handen, waarvan de één opvallend groter is dan de ander, lijkt hij diep in zichzelf gekeerd te wachten. Ook de toeschouwer wacht af. Zijn blik tast de sculptuur van Maen Florin af, maar die gunt op zijn beurt hem geen wederblik. Dat brengt – net als in de andere sculpturen van Maen Florin – veel ongemak met zich mee. Haar sprookjesachtige poppen situeren zich als sculptuur tussen marionet en mens: we krijgen er maar moeilijk grip op.

Vooral Benjamins ezelsoren doen vragen rijzen. In de vorige eeuw werden kinderen soms met ezelsoren getooid na wangedrag. Zit Benjamin op straf en wacht hij op verlossing? Speelt hij de koppige ezel of is hij sterk en wijs, deemoedig en aanhankelijk als een ezel? In de aanblik van de jongen die een eenzaamheid belichaamt omwille van een anders-zijn zit er een spel van schuld versus onschuld die deels ons onbehagen verklaart. Dit spel zit dikwijls ook in sprookjes vervat – een nieuwe hint naar de ezelsoren. In de oude Duitse volkssprookjes ontstond ‘Unheimlichkeit’: een bevreemdend gevoel dat we als mens niet goed kunnen duiden. Maar sprookjes vormen tegelijk een welgekomen afleiding. Zo werden in het zeepreventorium van De Haan ook ‘sprookjesnachten’ georganiseerd voor de zieke kinderen waarbij zangers of acteurs optraden en zorgden ervoor dat de zieke kinderen zich heel even niet ‘anders’ voelden.

Met haar hybride sculptuur vraagt Florin om ons ongemak ten opzichte van de Ander niet uit de weg te gaan, maar onder ogen te komen. Vormt die Ander niet alleen maar een spiegel voor wat we niet in onszelf durven herkennen? Misschien wacht Benjamin vooral op die (h)erkenning.