In het groen tussen de bomen zit een gigantisch jongetje. Dat klinkt als een tegenstelling, maar toch klopt het: hoewel hij drie meter hoog is, een indrukwekkende aanwezigheid, is hij ook ingetogen, jong. Schijnbaar onverstoorbaar zit hij met de ogen dicht. Benjamin heet hij, en het is een bronzen beeld van kunstenaar Maen Florin.
Benjamin is lichtroze en draagt ezelsoren. Is hij gestraft? Zit hij daarom in zijn eentje in een uithoek, waar enkel de bomen hem gezelschap houden? Is hij een mythisch wezen? Verwijst hij naar Nick Bottom, het komische personage uit Shakespeares A Midsummer Night’s Dream wiens hoofd – betoverd door de elf Puck – verandert in een ezelskop? Ook het hoofd van Benjamin ziet er namelijk uit alsof je het van zijn lichaam kan halen en kan verwisselen met een ander.
Schouwtoneel
Maen Florin heeft iets met koppen, ze heeft ze altijd gemaakt, in verschillende materialen. ‘Alles zit in je hoofd,’ zegt ze, ‘letterlijk en figuurlijk. Rembrandt legt het menselijke zijn vast in een gezicht – vooral in zijn zelfportretten zie je ontgoocheling en pijn. Hoe hij in een portret een gans leven kan tonen, daar kijk ik naar op.’ In 2015 begon Florin koppen te maken uit keramiek. ‘Mijn keramiek kan ik beschilderen, waardoor ik veel dieper in mijn personages kan duiken. Maar het zijn geen portretten, het zijn allemaal archetypes.’
Een hele reeks keramieken koppen gaf ze de titel Commedia, de wereld is een schouwtoneel. En het is geen toeval dat het lijkt alsof veel van Florins figuren een masker op hebben, alsof ze zomaar van hoofd kunnen wisselen. ‘Een persoon heeft verschillende facetten, is meerdere mensen tegelijk. We spelen allemaal verschillende rollen.’ Vandaar ook de titel van haar meest recente tentoonstelling: Playing at Being Human. ‘De dingen zijn niet altijd zoals je denkt dat ze zijn, in ieder mens schuilt een acteur.’ Kijk maar, je ziet niet wat je ziet.
Na de hoofden kwamen de bustes, opgehangen aan de muur. ‘Zoals opgezette dieren uit de jacht. Maar mijn bustes zijn juist géén trofeeën.’ Niet de succesverhalen, maar het ploeteren van de mens tentoongesteld.
In 2007 begon Maen Florin begon poppen te maken. ‘Ik had een artikel gelezen over iemand met autisme die poppen maakte en via hen communiceerde. Dat vond ik een mooi idee: poppen die helpen met het maken van verbinding.’ Die poging tot communicatie, het menselijke verlangen naar echt contact, weg van de fundamentele eenzaamheid, zit in haar hele oeuvre.
Vaak hebben Florins figuren de ogen gesloten, is de blik naar binnen gekeerd, en even vaak zijn het outsiders, beautiful freaks. Veel van hen lijken te lijden, maar zien er tegelijk sterk uit. Anderen zijn clowneske figuren, de narren die, zoals de traditie het wil, lachend de waarheid vertellen. Als toeschouwer blijf je zelf ook buitenstaander, probeer je toegang te vinden tot de beelden, en tegelijk hebben ze een enorme aantrekkingskracht. Ze stoten af en trekken aan.
Frankenstein
Zo ook Benjamin, een beeld dat gebaseerd is op een werk uit 2014. Maen Florin: ‘Het originele werk, We belong to Paradise, heb ik gemaakt van een mannequin die ik in stukken zaagde en dan weer in elkaar zette. De armen waren oorspronkelijk twee voddenworsten, opgevuld met wol en omwikkeld met textiel, één hand was in rubber gegoten, de andere in polyester.’
Benjamin is veel groter dan zijn oervorm, en werd volledig uit brons gegoten. Zijn lichaam en zijn gezicht zijn lichtroze geschilderd, de voeten zijn grijs, de binnenkant van de ezelsoren wit. Zijn lijf is glad en clean, terwijl de voeten net van een echte mens zijn, met rimpels en nagels. Het is een uitvergrote afdruk van de voetjes van Florins kleinzoon. De twee handen, ook afgietsels, zijn verschillend: de ene is van een dwerg, de andere – iets kleiner – van een jong meisje. De armen zijn te lang om anatomisch correct te zijn hebben nog steeds de textuur van textiel die ook het originele beeld had.
Florin zette alle onderdelen in elkaar als een hedendaagse dokter Frankenstein. In de beroemde gothic novel van Mary Shelley stelt Victor Frankenstein een wezen samen met lichaamsdelen van lijken – ‘It’s alive!’ – en creëert hij een mens, zoals god, een puppet master in ’t diepst van zijn gedachten. Maar hij schrikt wanneer hij zijn creatie niet onder controle heeft. De mens die hij geschapen heeft, wordt door de buitenwereld gezien als een monster. Iemand wordt pas mens in de ogen van een ander.
Dat brengt ons weer bij Benjamin. Wat doet hij hier, verdoken tussen de bomen in Wenduine, net buiten de bewoonde wereld? Werd hij verjaagd zoals Frankensteins creatie omdat hij anders is? Is hij bang en zoekt hij hier beschutting? Zijn gelaatsuitdrukking is moeilijk te peilen. Hoewel hij ingetogen de ogen sluit, zijn zijn handen open, ontvankelijk. Dus is het aan u, de bezoeker, om een relatie met hem aan te gaan. Is hij een monster of een mens op zoek naar contact? Niet alleen schoonheid zit in the eye of the beholder.
Jozefien Van Beek